Artikel 6:174 vestigt een risico-aansprakelijkheid voor de bezitter van een opstal. Art. 6:181 BW vormt daarop een uitzondering: indien de gevaarlijke opstal wordt gebruikt in de uitoefening van een bedrijf, dan rust de aansprakelijkheid niet op de bezitter, maar op de bedrijfsmatig gebruiker. Wie kan worden aangemerkt als bedrijfsmatig gebruiker?
Er is brand ontstaan in een transformatorruimte van een bedrijfsgebouw dat door Bodycote wordt gehuurd. Bodycote lijdt schade onder meer door stroomuitval. Bodycote spreekt de verhuurder aan op grond van art. 6:174 BW.
Bodycote huurt het hele pand, behalve de transformatorruimte. In de transformatorruimte staan een Magnefix schakelinstallatie en twee transformatoren, T1 en T2. De laagspanning die afkomstig is van T1 wordt onverdeeld gebruikt binnen het bedrijfspand door Bodycote. De laagspanning afkomstig van T2 wordt gebruikt binnen het bedrijfspand door Bodycote, en voor elektriciteitsvoorziening buiten het pand, bijvoorbeeld straatverlichting.
De in de transformatorruimten aanwezige transformatoren en schakelinstallatie zijn eigendom van Fudura, en worden gehuurd door Bodycote. Fudura pleegt onderhoud aan de transformatoren en aan de schakelinstallatie. Fudura bracht daarvoor maandelijks EUR 200 bij Bodycote in rekening. Deskundigen hebben vastgesteld dat de oorzaak van de brand is gelegen in een defect in een kabel tussen schakelinstallatie ten T1.
De verhuurder verweert zich met (onder meer) een beroep op art. 6:181 BW, stellende dat Bodycote en Fudura bedrijfsmatig gebruiker van het pand zijn. En dat de installaties, voor zover nagetrokken, zijn nagetrokken door het net, dat van Enexis is.
Kortom, op basis van de artikelen 174 en 181 van boek 6 kunnen potentieel meerdere personen aansprakelijk zijn: de verhuurder (als eigenaar van het gebouw), de huurder (als bedrijfsmatig gebruiker) de eigenaar van het net (door natrekking) de eigenaar van de installaties (als bedrijfsmatig gebruiker van de transformatorruimten).
De rechtbank hakt de knoop als volgt door (https://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:RBOVE:2020:2024). Naar het oordeel van de rechtbank dient Bodycote mede op basis van de bedrijfsmatig gesloten overeenkomst met Fudura, worden aangemerkt als de bedrijfsmatige (eind)gebruiker van de opstal. Daarnaast is het dagelijks toegeleverd krijgen van energie voor Bodycote essentieel om de werkzaamheden in haar onderneming (warmtebehandeling van metalen legeringen) te kunnen uitvoeren. De transformatoren en de schakelinstallatie vormden daarmee een wezenlijk onderdeel van de bedrijfsvoering van Bodycote. Voor de vraag of er sprake is van bedrijfsmatig gebruik maakt het geen verschil of de bedrijfsruimte – in casu de transformatorruimte – gehuurd is of niet. Het feit dat Bodycote geen enkele invloed heeft gehad op de wijze waarop de onveilige kabel in het gebouw is verwerkt maakt dat niet anders
Conclusie
De regel dat de bezitter van een gevaarlijke opstal aansprakelijk is indien dat gevaar zich voordoet, is minder eenduidig dan hij lijkt. Met artikel 6:181 BW wordt er een potentieel grote kring van risico-aansprakelijke personen binnengehaald. Bovendien lijkt de rechter behoorlijk wat ruimte te hebben bij het beoordelen wie de bedrijfsmatig gebruiker is.
Commentaar
Dit betrof een procedure van de huurder tegen de verhuurder. De eigenaars van de installatie en het netwerk waren geen partij. Ik zou verwachten dat de huurder, naast verhuurder, ook verhaal zoekt bij deze laatste partijen, met name de eigenaar van de installatie. In eendergelijk geschil zal de inhoud van de overeenkomst tussen Bodycote en de installatie-eigenaar waarschijnlijk doorslaggevend zijn.
Rob van Duivenboden, 2 juli 2020
Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van de nieuwste blogs.