Een rechterlijk vonnis kan, na betekening, ten uitvoer worden gelegd. Het instellen van een rechtsmiddel (bijv. hoger beroep) schorst de tenuitvoerlegging/executie, tenzij de betreffende uitspraak uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
De partij ten laste van wie de tenuitvoerlegging dreigt of wordt aangevangen kan ofwel een executiegeschil aanhangig maken bij de Voorzieningenrechter en daarbij vorderen dat de tenuitvoerlegging wordt geschorst ofwel – zodra en indien hoger beroep tegen de betreffende uitspraak is ingesteld – via een incident in dit hoger beroep de schorsing van de tenuitvoerlegging vorderen. In de praktijk bleek dat de Voorzieningenrechter daarvoor een andere maatstaf aanlegde dan de rechter in hoger beroep.
In de loop der tijd heeft de Hoge Raad meerdere arresten (o.a. het bekende arrest: Ritzen/Hoekstra. (NJ 1984, 145) gewezen over deze procedures, waarin onder meer invulling aan de te hanteren maatstaven is gegeven. Om het probleem van de verschillende maatstaven op te lossen, heeft de Hoge Raad op 20 december 2019 een zeer lezenswaardig arrest gewezen, waarin bondig is samengevat welke uniforme maatstaf voortaan geldt voor schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis.
De nieuwe maatstaf luidt voortaan (en ik citeer – voor zover hier van belang):
A. Uitgangspunt is dat een uitgesproken veroordeling, hangende een hogere voorziening, uitvoerbaar bij voorraad dient te zijn (…) en ten uitvoer kan worden gelegd. Afwijking van dit uitgangspunt kan worden gerechtvaardigd door omstandigheden die meebrengen dat het belang van de veroordeelde bij behoud van de bestaande toestand zolang niet op het door hem ingestelde rechtsmiddel is beslist, (…) ook gegeven dit uitgangspunt, zwaarder weegt dan het belang van degene die de veroordeling in de ten uitvoer te leggen uitspraak heeft verkregen, bij de uitvoerbaarheid bij voorraad daarvan (…)
B. Bij de toepassing van de onder a. genoemde maatstaf in een incident of in kort geding moet worden uitgegaan van de beslissingen in de ten uitvoer te leggen uitspraak en van de daaraan ten grondslag liggende vaststellingen en oordelen, en blijft de kans van slagen van het tegen die beslissing aangewende of nog aan te wenden rechtsmiddel buiten beschouwing, met dien verstande dat de rechter in zijn oordeelsvorming kan betrekken of de ten uitvoer te leggen beslissing(en) berust(en) op een kennelijke misslag.
C. Indien de beslissing over de uitvoerbaar bij voorraad in de ten uitvoer te leggen uitspraak is gemotiveerd, moet de eiser (…), afgezien van het geval dat deze beslissing berust op een kennelijke misslag, aan zijn vordering (…) feiten en omstandigheden ten grondslag leggen die bij het nemen van deze beslissing niet in aanmerking konden worden genomen doordat zij zich eerst na de betrokken uitspraak hebben voorgedaan en die kunnen rechtvaardigen dat van die eerdere beslissing wordt afgeweken.
D. Het voorgaande geldt in de volgende gevallen:
(…)
iii. In een incident tot schorsing van de tenuitvoerlegging;
iv. In een kort geding tot schorsing van de tenuitvoerlegging indien tegen de ten uitvoer te leggen uitspraak een rechtsmiddel is of nog kan worden ingesteld
E. In een kort geding over de tenuitvoerlegging van een uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan, geldt dat de schorsing alleen kan worden uitgesproken indien de (verdere) tenuitvoerlegging misbruik van bevoegdheid zou opleveren.
Voortaan wordt bij beide soorten executiegeschillen dus hetzelfde toetsingskader gebruikt. De maatstaven uit Ritzen/Hoekstra betreffende misbruik van executiebevoegdheid blijven bestaan. En bij uitspraken waartegen een rechtsmiddel is of nog kan worden ingesteld is ruimte om een “algemene belangenafweging” te maken. Oftewel: wiens belang weegt zwaarder; die van de executant bij tenuitvoerlegging of van de geëxecuteerde bij een status quo.
Schrijf je hier in voor onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van de nieuwste blogs.